De Darkbreather

2137 Words
Na het einde van de laatste les, stuurde ik Caitlin een berichtje. Ik had geen zin om nog langer op school te zitten. Stacey had mij terug willen brengen naar Caitlin maar dat wees ik af. Waarom zou ik haar in eventuele gevaren brengen. Daarnaast had Caitlin al veel moeite gestoken in het regelen van vervoer. Stacey was na een kort afscheid naar huis vertrokken en liet mij alleen achter bij de schommels. Het schoolplein was al bijna leeg en ik kreeg genoeg van het wachten. Na 30 minuten begon ik te lopen. Het was druk op de weg. Veel mensen kwamen langs op de fiets of in een auto en dat gaf mij een vals gevoel van veiligheid. Niemand zou zo stom zijn om iets te flikken met zoveel getuigen in de buurt. Vijf minuten later kwam ik aan bij het stadsbosje. Het was niet erg groot maar het was genoeg om je af te sluiten van het stadsleven. Ik vond het altijd heerlijk om door het bos te lopen. Het kalmeerde me op de een of andere manier. Even overwoog ik Jasper op te roepen in de hoop dat hij meer zou vertellen. Misschien was het vooral om mij in te laten zien dat ik niet gek werd, maar ik wist dat ik beter eerst met mijn moeder kon praten zoals hij suggereerde. Misschien als ik wist waar de engel het over had… De bomen waaide zacht in de wind en vogels vlogen over mijn hoofd. Een plotseling gekraak achter mij zorgde voor een alertheid. Ik merkte dat ik onbewust sneller ging lopen en trok de handvaten van mijn rugzak strakker aan. Het was vast een dier of een andere wandelaar maar ik voelde mij toch onrustig worden alsof er iets was dat niet helemaal klopte. Ondanks het snellere lopen kwam het gekraak dichterbij. Ik bleef in mijzelf herhalen dat het niets bijzonders was en dat ik het moest negeren. Bij de eerste beste kruising sloeg ik links af maar het gekraak bleef mij volgen. Ik stopte met lopen en zo stopte ook het gekraak. Ik draaide me om en zag een man op leeftijd staan. Hij leek tenminste op een man. Hij voelde niet goed, niet menselijk. “Kan ik u helpen?” vroeg ik desondanks. De man lachte en stapte dichterbij. Hij had een hondenriem in zijn rechter hand en zwaaide daarmee zodat ik het zag. “Ik denk het wel, heeft u toevallig een herdershond langs zien komen? Ik ben hem gisteravond verloren tijdens het uitlaten en sindsdien ben ik al opzoek. Zijn stem klonk ruw en onnatuurlijk maar toch ontspande ik. Hij zocht alleen maar zijn hond. Ik stapte dichterbij om hem beter ter woord te staan. “Ik heb niks gezien maar ik kan wel helpen zoeken? Hoe ziet zij eruit?” De man lachte en ik zag een paar rijen met scherpe tanden. Het angstige gevoel van net schoot als een katapult meteen weer terug op zijn plaats. “Ach meisje toch. Wat ben jij makkelijk over te halen.” Hij kwam onmenselijk snel dichterbij terwijl hij een klik mes tevoorschijn haalde. Ik liep langzaam achteruit tot ik met mijn rug tegen een boom aan stond. s**t, ik stond klem. De man kwam nog steeds dichterbij en ik voelde mijn hart sneller pompen. Ik probeerde om hulp te roepen maar ik wist dat er niemand in de buurt was. Het was al een lange tijd veel te stil geweest. Andere mensen hadden geluid gemaakt. Hij was nog 3 stappen verwijderd en hief zijn mes in een aanvallende positie. Ik moest nu wat doen. Maar wat? Zou smeken werken? “Waarom doe u dit? Wat heb ik u misdaan?” Mijn stem klonk hoog en angstig. Ik kon mezelf wel voor mijn hoofd slaan. Zo liet ik juist zien dat ik bang was. De man kwam dichterbij en ik zag dat hij rode ogen had. Hij was absoluut niet menselijk. Hij bleef even staan om mij schattend aan te kijken. “ Het is wie je bent meisje, dat is al een reden genoeg.” Hij kwam weer dichterbij en de paniek sloeg me om mijn oren. Ik besloot het enige te doen wat me nu nog zou kunnen helpen. Zachtjes fluisterde ik de naam van de enige wie mij nu nog zou kunnen helpen. Ik sloot mijn ogen en wachtte af tot het mes zijn doel zou raken. Zelfs als iemand zou komen dan zou die persoon  er niet meer op tijd bij zijn. De man zette zijn laatste stap en ik hapte voor de laatste keer naar adem totdat... ik gegrom hoorde. Gegrom? Ik opende verbaasd mijn ogen en zag een tijger. Het dier was lichtgevend en vol energie. Hij viel de man aan, sloeg met zijn klauwen en gromde dreigend, maar de man was sterk. De man pakte de poten van de tijger en smeet hem honderden meters weg. In de tussentijd had ik weer genoeg ruimte om weg te komen. En dat was op dat moment ook mijn enige gedachte. Dat ik bang was, was een understatement. Natuurlijk was ik bang, een monster van een man wilde mij vermoorden. Alweer! Zonder reden! En hoe zat het met die tijger? Toen ik over mijn schouder keek twijfelde ik of ik wel weg moest gaan. De man oftewel monster leek het te winnen van de tijger. De tijger maakte geen schijn van kans. Met een zucht draaide ik me om. Ik wist diep in mijn hart dat ik de tijger moest helpen. Hij hielp mij toch ook? Ik pakte de eerste beste grote steen die ik kon vinden en rende terug naar de plek waar de tijger en de man om elkaar heen aan het singelen waren. Ik besloop de man en dook op hem af met de steen. De steen raakte zijn doelwit die vervolgens half bewusteloos in elkaar zakte. De tijger maakte vervolgens de klus af. De tijger sprong op de man en zetten zijn blinkende tanden in zijn hals. Ik zakt op mijn knieën terwijl de man verdween in een zwarte rook. Ik keek de tijger verschrikt aan. “Hoe..” Stamelde ik. Was ik weer aan het dagdromen? Maar door mijn bonkende enkel wist ik dat dit niet het geval was. Het verbaasde mij dat ik mijn enkel voelde. De pijn was namelijk eerder verdwenen. De tijger knikte en veranderde langzaam in een menselijke vorm. De nu menselijke vorm begon te lijken op de engel die me eerder aansprak. “Je riep me, je zei mijn  naam” zei Jasper terwijl hij zijn schouders ophaalde en het bloed van zijn mond veegde. Ik bleef hem een tijdje aanstaren tot ik mijzelf los trok uit de trans en naar hem toe rende. Ik sloeg mijn armen om hem heen en verborg mijn gezicht in zijn nek. Verschrikt van mijn eigen reactie liet ik hem weer los. “Sorry, dank je voor het redden van mijn leven." Ik draaide mij snel om en wees beschaamd naar de zwarte as die over was van de man. Blij met een ander onderwerp. "Wat was dat? Weet jij wie... wat...” Hij knikte en zei: “Ik had eigenlijk gehoopt dat je moeder je al meer verteld had, maar de man die je net zag was een darkbreather. Je kan ze vergelijken met demonische premiejagers. Ze jagen op engelen en alles wat maar geld oplevert. Ze willen de Gavens die sommige hebben, voor zichzelf en zo uiteindelijk hemel en aarde overheersen. De lichamen die overblijven worden dan verkocht aan de hoogste bieder. Ze hebben blijkbaar lucht van jullie gekregen." Hij sloeg zichzelf voor zijn hoofd en keek mij medelevend aan. "Hiervoor probeerde ik je te waarschuwen maar blijkbaar was ik al te laat. De darkbreathers zijn de reden dan je vader en bijna alle andere hoofdengelen zijn vermoord. We waren al bang dat jullie de volgende waren vanwege jullie band met engelen. Dat maakt jullie ook waardevol. We moeten nu snel gaan voordat er meer komen.” Ik probeerde op te staan maar merkte dat het nauwelijks lukte. Niet vanwege de pijn maar vanwege het gebrek aan energie. Jasper hielp me overeind en trok me mee van het bospad af. “Is alles verder nog oké?” zei hij twijfelend. Ik dacht even na. “Ondanks alle omstandigheden? Ik denk het wel”. Ik keek naar hem. “Hoe oud ben je eigenlijk?” Nadat ik de vraag stelde had ik meteen spijt. Hij lachte en keek naar de bladeren op de grond terwijl we langzaam doorliepen. “18 bijna 19”.  Ik merkte dat ik was blijven staan en trok een sprintje en begon weer naast hem te lopen. “Maar je bent nog zo jong ? Hoe kan je een engel zijn? Moet je doodgaan voor je een engel word?” Hij keek me lachend aan en ik wist dat mijn vragen letterlijk te lachwekkend voor woorden waren. “Morgan heeft echt niks verteld of wel? Een engel word geboren hoe hij is. Je gaat dus niet eerst dood en je begint dus niet als een mens. Je begint met het kiezen van een richting. Wil je een beschermengel worden of wil je een gate keeper worden enz. Vervolgens krijg je de educatie die hierbij past en tadaa." Ik keek hem vol sarcasme aan. "Ik leg het ooit wel uit maar niet nu.” Hoofdschuddend liep hij verder. “ik loop met je mee tot de auto er is. Dan verdwijn ik weer naar boven om daar verder te helpen. Als je me nodig hebt zeg dan mijn naam net als de vorige keer en dan kom ik je helpen.” Ik knikte. De bomen werden dunner en een kleine weg werd langzaamaan zichtbaar. Daar aan de rand van het bos zag ik de zwarte Volvo van Caitlin tot stilstand komen met piepende banden. Uit automatisme liep ik naar de auto toe maar merkte al snel dat Jasper een engel was van zijn woord. Ik wilde hem nogmaals bedanken maar toen ik mij omdraaide, was hij al verdwenen. Snel liep ik door naar de auto en trok de deur open voor ik instapte. Ik zag mijn moeder met een ongeruste blik uit het raam kijken. Ik keek naar mijn handen op mijn schoot terwijl ik wachtte op de preek die komen zou. “Waarom liep je weg?” Zei mijn moeder teleurgesteld. Ik keek haar raar aan. “Ik liep niet weg? Ik ging naar school. Dit was de laatste normale schooldag. Ik wilde afscheid nemen voordat we weg moeten. Dat snap je toch wel? Ik had al het gevoel dat je weg wilde en nu kan ik met een rustig gevoel met je mee. En trouwens waarom heb je zoveel verborgen gehouden voor mij? Ik dacht dat we er samen voor stonden en niet alleen?” Ze lachte nep en probeerde de bal meteen weer terug te kaatsen. “Ik heb niks verborgen gehouden waar heb je het over, je moet niet zomaar weglopen. Weet je wel hoe bezorgt ik was? Ze hadden je kunnen vinden en en…” Ze keek eerder bezorgt dan boos en dat snapte ik wel maar toch bleef ze erover heen praten. Dit was niet wat ik wilde horen. “Waarom vertel je de waarheid niet? Je hebt het over 'ze' maar je verteld niet wie ‘ze’ zijn” Zei ik boos. Ze keek mij verontwaardigd aan. “Ik vertel het je niet omdat je daar nog niet klaar voor bent”. Ik ging rechterop zitten en hield mijn hand op de deurklink. Het was nu het moment voor antwoorden en dat was ook was ook precies wat ik wilde. “Ik werd aangevallen door iets wat niet normaal was en jij zegt dat ik er nog niet klaar voor ben? Er kwam een of andere engel op me af die veranderde in een tijger. We waren levend verbrand als ik niet had aangevoeld dat er iets mis was!” Mijn moeder zei niets meer en werd steeds bleker. Ik wist dat als ik zou blijven zitten dat het niet goed zou gaan. “Als jij me geen antwoorden wil geven dan zoek ik ze zelf wel. Dit is niet niks mam.” Ik stapte uit, smeet de deur dicht en rende weer het bos in. Achter mij hoorde ik mijn moeder roepen dat ik terug moest komen maar ik moest weg hier en rende door. In mijn hoofd wist ik dat ze achter me aanrende en dus versnelde ik mijn pas. Ik wist niet waar ik de antwoorden zou moeten zoeken maar ik zou ze vinden. Er was hier iets raars aan de hand en het had iets met ons te maken. Even stopte ik om de richting te bepalen. Ik zag in de verte een open plaats. In de hoop iets te vinden, rende ik er op af. Toen er niets anders bleek te zijn dan gras en kleine bloemetjes, rende ik verder. De bosgronden gingen over naar zandgronden en weer terug, maar ik bleef rennen. Niets zou mij stoppen om de antwoorden te vinden die ik zocht.
Free reading for new users
Scan code to download app
Facebookexpand_more
  • author-avatar
    Writer
  • chap_listContents
  • likeADD